Kennis

Varen op de rivier met stroming: waar moet je op letten?

Varen op een stromende rivier brengt speciale vaardigheden met zich mee. Waar moet je op letten?

Onze rivieren zijn erg mooi en met de juiste kennis en voorbereiding kun je er veilig van genieten. Het is onder meer belangrijk dat je jouw eigen schip kent en weet hoe de recreatie- en beroepsvaart op de stromende rivieren zich gedragen.

Stroming op rivieren

Op de Nederlandse rivieren staat stroming. Voor de meeste rivieren zal deze stroom van hoog naar laag stromen. Onder andere op de Waal, Maas en de Rijn is dit het geval.

Er zijn ook rivieren waar de stroom wordt bepaald door het getij, de zogenoemde benedenrivieren. Hier wordt de stroomrichting dus mede bepaald door het getij, en kan tegen de hoogte in lopen. Voorbeelden van zulke benedenrivieren zijn de Hollandsche IJssel en de Lek.

Stroomsnelheid

De stroomsnelheid van de rivieren wordt vooral bepaald door de hoeveelheid toevoer van water. Bijvoorbeeld door regenval binnen het stroomgebied en smeltwater uit de bergen. Dit kan heel snel gaan, een stijging van 2 meter in 24 uur komt voor.

De stroomsnelheid hangt af van de combinatie van de hoeveelheid water (waterstand) en het verhang (het gemiddelde verval over een bepaalde afstand). Zo zal de stroomsterkte op verschillende delen van een rivier wisselend van sterkte zijn.

Waar moet je als schipper op letten?

Een aantal belangrijke zaken om te weten voordat je op een stromende rivier gaat varen zijn:  

  • Stroomsnelheid
  • Op- of afvaart
  • Manoeuvreren
  • Invaren haven of nevenwater
  • Tussen kribben

Stroomsnelheid inschatten

Je zult de stroomsnelheid moeten inschatten. Vraag je van tevoren sowieso het volgende af:

  • Is je boot geschikt om hier tegen de stroom in te kunnen varen?
  • Heb je genoeg motorvermogen?

Hou er rekening mee dat op sommige rivieren een enorme stroming kan ontstaan, soms wel 8 tot 10 km/uur. Je zult dus een schip moeten hebben dat harder kan varen dan de stroomsnelheid. Zo niet, ga hier dan niet varen!

Het is lastig om actuele stroomsnelheden te vinden, ook omdat deze steeds veranderen. Op Waterinfo van Rijkswaterstaat kun je onder meer stromingsmetingen vinden met de tijdstippen waarop deze zijn gemeten.

Op- of afvaart?  

Wil je weten hoe de beroepsvaart zich gedraagt op een rivier? Dan moet je het een en ander weten over stroming. De stroming op een rivier is minder in een binnenbocht (‘de oord’), terwijl in de buitenbocht (‘de hang’) de stroming sterker is. Een opvarend binnenvaartschip kan dus kiezen voor de binnenbocht om brandstof te besparen, terwijl een afvarend schip juist de buitenbocht zal kiezen.

Door de grotere stroming is een buitenbocht vaak dieper dan een binnenbocht. Afhankelijk van de diepgang van een schip, kan een schip een keuze maken voor de plek op het vaarwater.

Dit leidt er bijvoorbeeld toe dat een opvarend schip bij een bocht naar links de 'verkeerde wal' (bakboordwal) van de rivier wil aanhouden. Om dit aan te geven toont het opvarende schip een blauw bord aan de zijde waar je als afvarende het schip kunt passeren.

Manoeuvreren op stroming  

Manoeuvreren met je schip wordt beïnvloed door stroom op- of afvaart. Stroomopwaarts varend je schip stilleggen lijkt eenvoudig. Gewoon gas terugnemen of achteruitslaan totdat je stilligt. Hou er wel rekening mee dat je onbestuurbaar wordt als je geen snelheid meer hebt ten opzichte van het water.

Stroomafwaarts je schip stilleggen is lastiger. Je schip wordt onbestuurbaar (geen druk meer op je roer). Een schip voorstrooms stilleggen is dan ook af te raden.

Haven of nevenwater invaren

Vaar nooit vanaf een stromende rivier met de stroom mee een haveningang of nevenvaarwater in. Je hebt al snel teveel snelheid en het gevaar bestaat dat je letterlijk ‘uit de bocht vliegt’ en tegen het havenhoofd botst.

Draai eerst op. Dit betekent dat je de kop van het schip richting de stroomrichting draait. Vaar daarna tegenstrooms op en draai rustig de haven in.

Ditzelfde geldt voor aanleggen: alleen tegenstrooms aanleggen is veilig. Dus ook hier geldt, eerst opdraaien en dan pas aanleggen.

Tussen de kribben

Veel jachtenschippers gaan stroomopwaarts steeds tussen de kribben varen. Dat heeft als voordeel dat je daar minder stroom tegen hebt. Soms heb je zelfs stukjes stroom mee. Dit komt doordat de stroom tegen de krib terugdraait, de zogenoemde ‘neer’(stroom).

Als je tussen de kribben vaart, houd je daarmee ruimte op de rivier over voor de binnenvaart: je vaart immers uiterst stuurboordwal! Let wel goed op de diepte ten opzichte van de diepgang van je schip. Let verder goed op de kribben zelf; deze zijn bij hoog water soms slecht zichtbaar.

Gevaarlijke situaties

Een gevaarlijke situatie kan ontstaan als je dwars op de stroom ergens tegenaan wordt gedrukt. Bijvoorbeeld dwars tegen een brugpijler of dukdalf, of dwars tegen een afgemeerd schip. Je kunt dan omslaan, of eronder gedrukt worden. Vergis je niet, stroom kan enorme krachten uitoefenen op een schip dat ergens door tegengehouden wordt!

Dus nog even in het kort: bereid je reis goed voor, zoek de waterstanden op, houd je ankergerei gebruiksklaar en weet hoeveel stroom je kunt verwachten.

Goede, veilige vaart!

© Foto boven: Rijkswaterstaat/ Harry van Reeken

Blijf op koers!

Sluit je ook aan bij meer dan 10.000 abonnees en ontvang maandelijks de gratis nieuwsbrief met nautische tips en informatie.

Bedankt de aanvraag is goed ontvangen!
Oeps! Er is iets fout gegaan, probeer het later opnieuw a.u.b.

Gerelateerd

Onze partners